Vóór mijn 6 weken stage bij de Philipsfabriek in Dordrecht echt begon, (zie blog 57: https://mariabervoets.wordpress.com/2021/12/17/blog-57-vrouwen-van-johan-de-witt-werken-in-een-philipsfabriek-1975/ ) heb ik twee weken op andere afdelingen gewerkt en een week door de hele fabriek rondgelopen en interviews afgenomen van werkbazen en andere Philips medewerkers..
Ik beschrijf in het onderstaande artikel in De Groene Amsterdammer het werken door jonge meisjes in de grote hallen.
Wat ik mij daarvan nu het meeste herinner zijn de hallen met vrouwen van niet-Nederlandse achtergrond, die werkten aan de lopende band. Per band dezelfde nationaliteit. Aan meeste banden hadden de vrouwen een koptelefoon op. Door de grote lawaaierige hallen klonk altijd zeer luid muziek. Een paar uur Turkse muziek, daarna Joegoslavische , Italiaanse of Griekse muziek. Daar werd de meeste productie geleverd voor het minste loon. Ik schrijf daar niet over. Waarschijnlijk was ik voorzichtig omdat ik Philips nog nodig had voor onderzoek..
De tekst boven de kop van dit artikel is niet van mij. Het traject bij de theologen duurde 3 maanden. Via de theologische faculteit in Rotterdam kon ik in Dordrecht terecht. Twee keer daarvoor was een stage de dag voor ik zou beginnen afgewezen. Ik was toen lid van de Philipsgroep Amsterdam. Blijkbaar was dat voor Philips zeer verdacht, want niet alleen ik maar ook andere leden kwamen niet door de screening.
De Philipsgroep Amsterdam
was een projectgroep aan de Universiteit van Amsterdam, die we als studenten hadden opgericht.
“In een projectgroep zou theorie (universiteit) en de praktijk (arbeidersbeweging) met elkaar verbonden worden.” “I.p.v. de vakken economie, statistiek, sociologie en psychologie bestudeerden studenten een thema in al zijn facetten.” We maakten eerst een gezamenlijke werkmap. Hierin werd een theoretisch kader uiteengezet en schreven we alles op dat we tot dan toe (1976) wisten over Philips. Daarna heeft ieder een eigen thema en vraagstelling gekozen en is dat gaan onderzoeken. Uiteindelijke heeft bijna iedereen een eindscriptie gemaakt over heel uiteenlopende thema’s als werkstructurering, natuurlijk verloop, of vakbonden en Philips in Italië.
Ikzelf werkte inmiddels in Hoorn en werd door de plaatselijke vakbondsafdeling benaderd met de vraag hoe het nu mogelijk was dat Hoorn hoofdvestiging was geworden voor Huis- en Bedrijfstelefonie, terwijl de werkgelegenheid daar terugliep.
Ik stortte mij op het vestigingsbeleid, de motieven van Philips om zich ergens te vestigingen of bedrijven te sluiten en de ontwikkelingen in de telefooncentrale-industrie en stuitte toen op de toen nog onbekende run-awaystrategie naar “derdewereldlanden”
Niet bekend in Nederland was toen dat de nieuwste types elektronische telefooncentrales ontwikkeld werden in Zuid Oost Azië en dat toen al de printplaten in Brazilië werden geproduceerd, voor fabricage in Nederland. In Singapore was een ruim aanbod aan zeer hoog geschoold personeel, dat veel lagere lonen kreeg dan in Nederland, stakingen waren er verboden en Philips betaalde geen belasting. Bovendien hielp de overheid met het opzetten van vestingen. De ideale plek om de nieuwste elektronische telefooncentrales te bouwen en verder te ontwikkelen.
Er was nog geen internet dat alle info de wereld over stuurt.
Ik zat dus in bibliotheken van de verschillende faculteiten, Geografie en Antropologie, de UniversiteitsBibliotheek maar ook die van het Tropeninstituut of de faculteit Zuid-oost-Azie in Leiden, tijdschriften uit Azië en Brazilië te bestuderen. En ook allerlei technische tijdschriften over de ontwikkeling van telefooncentrales en vooral ook over de productie van chips. Daarnaast bladerde ik door Economische tijdschriften en ook de jaarverslagen van telefoon- en elektronicabedrijven.
Ik ging een paar keer naar Eindhoven om de mensen achter SOMO te ontmoeten, een organisatie, toen van vnml studenten die Multinationals bestudeerden en natuurlijk ook Philips.
En ik ging “als begeleider” mee met een groep jongerejaars Antropologen naar Philipsbedrijven om directeuren te interviewen. Onder het mom van ontwikkelingshulp en de rol van Philips daarin, liet ik hen ook de vragen stellen, waarvan ik het antwoord nodig had. Dat vond ik best wel spannend, want ik had Philips zelf ook voor informatie nodig. Veel gegevens had ik gekregen door bedrijven op te bellen. En uit deze bezoeken kwam voor mij vaak een ontbrekende schakel. Ik moest dus niet negatief bekend worden, zodat alle deuren dicht gingen.
Met ieder hoofdstuk dat ik af had, ging ik naar Maarten van Klaveren, die dan enthousiast riep:
”ik ga het gelijk laten vertalen voor de scholingen van de Internationale Vakbond”.
Dat motiveerde mij natuurlijk enorm om verder te gaan. Uiteindelijk was mijn verhaal in 1979 af: 242 helemaal vol getypte A4tjes met daarin veel handgetekende tabellen en statistieken.
Het werd best wel populair, want ondanks dat het een lijvig rapport was, is het door verschillende organisaties en individuen gekopieerd, hoorde ik later van verschillende kanten.
Ik had geen geld of tijd om het in boekvorm uit te geven, dat docent aan de universiteit, van mij eiste, maar het gaf mij voldoening dat mijn werk de doelgroep bereikte.
Uiteindelijk had ik voor de vakbondsgroep in Hoorn, treurig nieuws:
Zij werden dus hoofdvestiging voor het oude type: de electro-mechanische telefooncentrales, die vervangen werden door de volledig elektronische centrales, die Singapore werden geproduceerd. .
Over enige jaren zouden in Hoorn of elders in Nederland geen telefooncentrales geproduceerd worden en de mensen in Hoorn konden er alleen voor strijden dat zij de werkplaats zouden worden voor de reparatie van de oude centrales.
Lees ook het eerste blog over werken in de Philipsfabriek: “https://mariabervoets.wordpress.com/2021/12/17/blog-57-vrouwen-van-johan-de-witt-werken-in-een-philipsfabriek-1975/