Blog 76: Saksen Weimarlaan, Breda 2

4-4-1953

Tot aan mijn 7e verjaardag heb ik in Breda gewoond. Daarna zouden we naar Rotterdam verhuizen en werd het leven in de straat van mijn prille jeugd verstild in mijn geheugen gegrift. De straat was waar we speelden als kind. Samen liepen we in een langde sliert kinderen naar school.
Als kind heb ik geleefd in een veilige bubbel. Ik voelde me volkomen op mijn gemak en in de groep opgenomen. In mijn herinnering speelden we altijd met zijn allen, zonder grote ruzies of vechtpartijen.
Toen ik vier jaar of ouder was, ging ik dus in die groep kinderen, met mijn twee jaar oudere zusje naar school. Vanuit de klas keken we uit op een weiland met koeien en op weg daarna toe liepen we langs twee boerderijen. Dat kan je je nu niet meer voorstellen.

De Saksen Weimarlaan was toen echt een dorpsstraat. Veel huizen hadden een schuur, maar bijna niemand had een auto. Er was een kippenboer achter ons huis over de lengte van de straat.

Zonder auto’s was de straat van de kinderen. We renden over en weer naar elkaars huis. Altijd liepen we achterom waar de keukendeur open stond. Midden in het huis van de buren, riepen we of er iemand thuis was.
Soms bakte een moeder frites en gingen we met zijn allen daar in die tuin frites eten. Mijn moeders specialiteit was in de winter als het vroor, buiten ijs kloppen. Ze maakte heerlijk chocolade ijs.

Deze ijscoman kwam ook bij ons in de straat. Voor 5 ct kregen we twee grote ijsjes. Dit is dus niet in onze straat.

Mijn vader had een gans gekregen. Dat was natuurlijk extra vermaak in onze tuin. Maar de gans groeide ons als kleuters letterlijk boven het hoofd. Hij joeg ons allemaal de tuin uit totdat we met zijn allen op een tafel in de schuur zaten en mijn moeder ons moesten bevrijden. De gans werd naar de kippenboer gebracht en met de kerst mochten alle buurkinderen mee komen eten.
Daar zaten we met zijn allen rond de tafel voor het kerstdiner. Maar de gans was nog lang niet gaar. Gauw zette mijn moeder iets anders feestelijk voor ieder op tafel en de tweede kerstdag mochten de kinderen weer terug komen voor het eten van de gans. Daarna kregen we bijna een jaar lang nog ganzenvet over de aardappelen of stamppot.

Dieren in huis of dieren om te knuffelen waren er volgens mij niet. Wij hadden een groot kippenhok over de hele lengte van de schuur in de tuin. We voerden de kippen en babbelden met ze en gaven ze namen: Ietje, Fietje, Pietje,Kietje, Mietje enz.. En wisten dat ze ooit op ons bord zouden eindigen. Bij mijn vriendinnetje Agnes hadden ze een ren met twee honden voor de jacht. Daar deden we als kind niet veel mee.

In een schuur van een paar huizen verder speelden we circus. Dagenlang waren we bezig met versieren en dan gingen we optreden voor alle ouders.
Toen het vroor en het op straat had geijzeld , bonden we alle sleeën achter de enige auto die we kende. De buurman reed met enorme sliert sleeën achter de auto een paar blokjes door de buurt.
Zondag na de mis, wij gingen regelmatig niet naar de Fatimakerk, maar naar de H. Hartkerk voor de gezongen hoogmis met drie heren, kregen we, net als meer kinderen in de straat één of twee cent om bij Bakker van Mensfoort aan snoep te besteden. Het duurste wat we er kochten, misschien wel 3 of 5 cent was een strooppunt. Een harde substantie in een papiertje in de vorm van een pijlpunt gegoten. Maar daar deed je dan ook heel lang mee.
Bij ons in huis was er geen snoep. Soms kreeg je van iemand anders een snoepje. Tijdens de vasten ging dat in het snoeptrommeltje, dat op zondag geopend mocht worden.
Op nieuwjaarsdag kregen we verse nieuwjaarskoeken, waar we de hele dag op liepen de sabbelen. Dat was een donkere harde ovalen platte koek waar met witte suiker sierlijk “gelukkig nieuwjaar” op was gespoten.
Op Driekoningen bakten de moeders een taart of pudding met een boon er in. Het kind in het gezin dat de boon trof, mocht verkleed als koning met de groep koningen mee op straat langs de deuren zingen om snoep op te halen. “Drie koningen, drie koningen, geef mij een nieuwe hoed……”
Onvergetelijk dat ik als jongste met de grote kinderen mee mocht. En de volgende ochtend kwamen alle koningen ook nog eens verkleed op school.

Grotere jongens speelden niet in onze groep. Zij waren met papieren pijltjes en blaaspijpen in de weer. Altijd uitkijken op straat dus. Als zij een kraai raakten met een erwt of steentje en die naar het politiebureau op de hoek van de straat brachten, kregen ze een gulden, of een ander groot bedrag.

Ik en Kareltje 14-5-53

Mijn eerste vriendje was Kareltje. Hij woonde schuin aan de overkant. Zijn moeder was de eerste vriendin, die mijn moeder kreeg toen ze in Breda kwamen wonen. Zij had net als mijn moeder op de school voor maatschappelijk werk in Sittard gezeten. (Hun ontmoeting lees je in: https://mariabervoets.wordpress.com/2021/05/04/blog-54-pieternell-die-paula-heette/ )
Zijn vader was protestant, dus Kareltje ging als een van de weinige kinderen in de straat niet mee naar de katholieke school achter de Fatimakerk. Als we wilden trouwen, zei zijn moeder, mocht Kareltje van haar wel katholiek worden. Maar verder dan een kleuterliefde liefde is het niet geworden.

We waren 5 jaar toen Agnes Beesems bij mij aan de overkant in de Saksen Weimarlaan kwam wonen en naast mij in de kleuterklas werd gezet. We werden onafscheidelijke boezemvriendinnen.
Omdat mijn leeftijdsgroep erg groot was, moest ik blijven zitten in de kleuterschool. De grote kinderen zaten achter in de klas in grotere banken. Gek genoeg ook met grotere blokken die in de gaten van de houten dozen moesten. Tegenwoordig geven we toch juist de kleine kinderen de grotere blokken.
Omdat ik van alle kleuters verre weg de langste was, mocht ik niet meedoen met de sportwedstrijden aan het einde van het jaar. Ik won natuurlijk alles, hardlopen, verspringen, noem maar op. Ik vond het oneerlijk, dat ik niet mee mocht doen, want als augustuskind was ik juist één van de jongste van de klas.

De schoolfoto’s: eerste kleuterklas, Tweede kleuterklas, met waarschijnlijk juffrouw Machielsen

Agnes en ik gingen naar de eerste klas. De meisjesschool: de Jacintaschool.
In mijn herinnering waren we in alle vakken de besten van de klas. We vonden school niet heel moeilijk.
In Rotterdam zou blijken dat ik een flinke leerachterstand had. In Breda hadden we leren rekenen tot 10, terwijl de kinderen in Rotterdam al de tafels tot en met 10 uit het hoofd kenden.

We leerden er ook breien. Maar met tien steken kan je niet breien. Daarom leerde de non die ons breiles gaf, ons tellen tot 100 en ver daarboven. En we moeste meerderen en minderen tot het juiste aantal steken. Als eerste breiden we met dikke wol een luierbroek. Met bovenin een band met gaatjes voor een koordje er door en de pijpjes ook met twee rechts, twee averechts. Daarna met super dunne naalden en dunne katoen een capeje voor de pop. Eindeloos veel steken opzetten en minderen en minderen, vanaf het smalste punt moest er dan een capuchon aan gebreid worden. Een waar kunststuk.

In die eerste klas mocht ik in het kerstspel engel Gabriel spelen. Ik zou dan een liedje zingen en daarna de pop van mijn zus in de kribbe leggen. Volgens mij moeder zong ik thuis het liedje vlekkeloos, maar op het grote toneel met al dat publiek in de zaal, raakte ik in paniek en smeet snel zonder mijn mond open te doen de pop in de kribbe.

Terwijl ik in Rotterdam alles samen deed met mijn zus Clara, weet ik me gek genoeg nauwelijks iets van haar in Breda.
Het enige dat ik van ons tweetjes herinner is dit:
Clara ging de hele straat af, helemaal tot aan het einde en belde aan om snoep te vragen.
Vreselijk vond ik dat. Dat mocht natuurlijk absoluut niet van mijn moeder.
Zij sleurde mij dan mee. Ik gaf niets om snoepjes, dus zij had een dubbele portie.
Ze wist precies waar oude vrouwtjes woonden, die een snoepje gaven.

Ik speelde met Agnes of wij waren samen in de groep en Clara had haar eigen vriendje.

Over de vriendschap in mijn jeugd met Agnes, die tot ons 18e jaar heeft geduurd, komt een ander blog. We hebben, nu we op pensioen zijn, ook weer contact.

Dit blog is dus een vervolg op https://mariabervoets.wordpress.com/2023/02/03/blog-67-breda-jaren-50-deel-1-standsverschil-en-verzuiling/