Blog 70: Als er geen onderscheid wordt gemaakt tussen man of vrouw. (jaren ’50 en ’60)

1959: Zeeland

In een interview op de TV sprak Jolande Withuis bij de presentatie van haar boek ‘Vrouw en vrijheid’: “Als er geen verschil was tussen man en vrouw dan was mijn jeugd heel wat makkelijker geweest. Ik was namelijk voor een meisje veel te lang ”
Dat herken ik maar al te goed.
Mijn postuur was niet vrouwelijk. Ik was een heel snelle groeier. Altijd de grootste van de klas. Pas op mijn 17e was er een meisje groter dan ik. Toen was ik gelukkig ook al een paar jaar niet meer gegroeid. En ook mijn gedachten en gedrag waren misschien voor die tijd niet meisjesachtig.

Maar wat Jolande daarna zei, deden mijn haren te berge stijgen. Voor haar was er rechtlijnig alleen man en vrouw. Iets er tussen in kon niet bestaan. Nogal een vreemde uitspraak voor iemand die tegelijkertijd met mij in de collegebanken antropologie heeft gezeten. We zijn van hetzelfde jaar aan de UvA. Zij was sociologe, maar antropologie was toen een verplicht vak voor sociologen. In heel veel culturen bestaan mensen die niet passen in het hokje man of vrouw. Jolande Withuis noemde het niet-feministisch en een modegrill dat er jonge meisjes zijn, die zich niet een vrouwenlichaam thuis voelen. En het kon niet bestaan, dat jongeren zich non-binair noemen. Ik vind het juist fantastisch dat jonge mensen zich zo kwetsbaar durven op te stellen. En dit soms ook heel zichtbaar maken met hun kleding of uiterlijk. En dat bij voorbeeld een Raven van Dorst, die openlijk voor haar intertekstualiteit uitkomt een publiekslieveling is geworden van “ het grote publiek”.

Ikzelf heb me gelukkig altijd een meisje of vrouw gevoeld. Ik heb veel met poppen gespeeld en vond het geweldig dat ik met mijn communiejurk in de processie mocht lopen. Iets dat volgens Withuis vrouwonderdrukkend is. Terwijl zo’n lange witte jurk toch veel mooier is dan het pakje dat de jongens droegen. Maar hoe ikzelf botste met de traditionele rollen van man en vrouw blijkt wel uit het feit dat ik over mezelf de hele lagere school als over een “hij” gedacht heb.

Dat was het gevolg van discriminatie is ik ondervond door mijn lengte, vermoed ik, en ook omdat vrouwen in die tijd geen toekomstmogelijkheden hadden.

Het begon al op de kleuterschool. Ik was zo lang, dat ik niet mee mocht doen met de sportdag omdat ik alles won. Ik vond het niet eerlijk, maar concludeerde toen dat te groot toch minder erg is dan te klein.

Kleuterschool te Breda. De hele lagere school probeerde ik me altijd kleiner te maken door wat door mijn knieën te zakken.

Ik was vijf en mijn zusje zeven en we gingen samen op ballet. De eerste uitvoering was het Zwanenmeer. De groep danste in een kringetje en wij waren de twee zwanen die daar achter zwommen. De hoofdrol dacht ik. Maar achteraf denk ik, dat wij niet schattig waren, mijn zusje was de oudste van de groep en ik was lang en mager. Op de repetitie danste ik de sterren van de hemel. Ook op het optreden deed ik mijn best, al hadden we ineens een bloedwarme jutte zak met een zwanenbek over ons heen. Er bleek een schot met daarop een geschilderde vijver tussen ons en de groep geplaatst, zodat wij voor het publiek totaal onzichtbaar waren. Dat was voor ons het einde om trots te zijn op onze tutuutjes, en we gingen weer buiten spelen.

1958: op de boot terug van Renesse

Ik heb nooit een jongen willen zijn, al speelde ik enige jaren later in de wildernis van het Vroesenpark natuurlijk altijd Indiaan en niet Indianenvrouw. Het spel was met een “zwitsers” zakmes bogen en pijlen maken en de cowboys met hun klappertjespistolen raken. Koken en met poppen spelen was daar niet leuk, dat kon ik thuis ook doen.

Toekomst of wat nu beroepskeuze heet, was toen voor meisjes huisvrouw en voor jongens lag de wereld open. Ikzelf wilde het liefst zigeuner worden. Zo op de bok van je eigen woonwagen het paard mennen en dan de wereld doortrekken, dat leek mij absoluut de beste keuze. Natuurlijk niet zigeunerin, die in lange rokken bij het vuur danst; ik zou dan in het donker het vuur maken en vlees braden.

1959: Zeeland 2

In groep acht maakten we een toets waaruit het schooladvies werd afgeleid. Ik zat in een klas met 54 leerlingen en had veel verzuimd, dus ze kenden mij op school niet goed. Een onafhankelijk bureau gaf de uitslag. Omdat ik bij het vakje naam: M.A.Bervoets had ingevuld, concludeerden ze dat ik een jongen was en met mijn 9 voor technische vakken werd het advies: LTS. Maar dat was toen voor een meisje onmogelijk, daarom werd het schooladvies: huishoudschool. Maar mijn ouders zeiden: “doe maar toelatingsexamen voor prachtig nieuwe school, die hier net om de hoek is gebouwd: Lyceum voor Montessorileerlingen” . Zo gedaan, dus.

1960: Limburg

Inmiddels had ik als tiener schoenmaat 42/43. Naar kinderschoenwinkels kon ik allang niet meer, maar nu ook niet meer naar damesschoenwinkels. En dan zijn er die schoolfeestjes waar je een schoen moet inleveren, zodat de jongens je kunnen vinden.. Of de dansles, waarbij de jongens ongeveer tot aan je navel komen.

Mijn moeder zou een feestjurk voor me naaien. Dus we kochten prachtig glimmende lichtblauwe stof. Maar toen de prinsessenjurk, die mij precies paste klaar was , zag ik er niet uit. Ik heb namelijk een enorm grote ribbenkast en brede schouders. Glimmend lichtblauw, was daarvoor niet de juiste keuze. Dan maar weer wat wijder jurkje met een motiefje.

Mijn moeder vond dat ik de leeftijd had om een beha te gaan kopen. Wij samen naar de winkel. Maar nadat mijn borstomvang was gemeten, bleek er in geen enkele winkel voor mij een meisjesbeha te koop. “Kom maar” zei mijn moeder: “We nemen deze en dan naai ik er wel wat elastiek tussen”. Maar ook al hoefde mijn beha weinig gewicht te dragen, alle beha’s deden mij altijd er zeer omdat de bandjes schuren op het punt waar mijn sleutelbeen aan mijn borstbeen vastzit. Dus dit voor mij nodeloze kledingstuk heb bijna nooit aangehad.

1964: Friesland

Toen ik een jaar of 15 was, gingen ineens jongens lang haar dragen. Mijn prachtige pijpenkrullen waren mijn teken van vrouwelijkheid geweest. Maar nu werd ik in winkels ineens aangesproken met “Meneer, wat zal het zijn?” Soms kreeg ik wel een verontschuldiging als ik mijn bestelling plaatste, maar ik raakte er aangewend met meneer te worden aangesproken.

Ik kocht van mijn kleedgeld een minirok en netkousen, ik was dus de eerste op school met een minirok en werd gelijk op school door iedereen hoer genoemd. Het kon me inmiddels al lang niet meer schelen wat “nette” kinderen en “nette” docenten op school van me vonden.
Op zaterdag kwam ik in een spijkerbroek met verfvlekken op school, omdat ik ‘s middags vrijwilligerswerk ging doen. Dat was natuurlijk nog veel erger.

1966: Kortgene, Veerse meer

Gelukkig is het me gelukt de school af te maken en ging ik in Amsterdam studeren.
Maar daarover in een volgend blog.